- vrezen
- {{vrezen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 fear, dread ⇒ be afraid (of/that)♦voorbeelden:1 ik vrees het ergste • I fear the worstGod vrezen • fear Godniets te vrezen hebben • have nothing to fear/to be afraid ofik vrees van niet/wel • I'm afraid not/soik vrees dat hij niet komt • I'm afraid he won't come/show upII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [rekening houden met een slechte afloop] fear (for), tremble (for)♦voorbeelden:1 ik vrees voor mijn leven • I fear for my life
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.